Liefde bezien vanuit in-yun en het platonisme

De film Past Lives (2023) gaat over ‘in-yun’ waarbij de hoofdpersoon meent dat het uit het boeddhisme komt en verband houdt met het geloof in reïncarnatie: als twee vreemden elkaar passeren en hun jassen raken elkaar dan is dat ‘in-yun’ en betekent dat ze elkaar in een vorig leven al hebben ontmoet. Het staat zo voor voorzienigheid en verklaart ook waarom vreemden zich onmiddellijk tot elkaar aangetrokken kunnen voelen: het is volgens de hoofdpersoon dan ook een populaire versiertechniek in Korea door een ontmoeting als in-yun te betitelen waarmee je zegt dat de ontmoeting niet op toeval berust maar dat je voor elkaar bent voorbestemd zodat je zowel in vorige als toekomstige levens elkaar zult blijven ontmoeten.

De populaire Japanse auteur Haruki Murakami heeft in 1981 een ultrakort verhaal geschreven – ‘Hoe ik op een zonnige ochtend in april mijn 100 procent perfecte meisje tegenkwam’ – dat geïnspireerd lijkt op in-yun (ik vermoed daarom dat in-yun ook in Japan bekend of zelfs populair is). Ik zal dit verhaal enigszins analyseren en in verband brengen met het platonisme dat een goed vehikel lijkt om het beter te begrijpen.

Murakami’s verhaal begint met de notie dat liefde op het eerste gezicht of ware liefde niet kan berusten op een aantrekkelijke eigenschap van de ander of, wat op hetzelfde neerkomt, dat die ander jouw type is. Immers, een eigenschap is universeel in de zin dat vele mensen die eigenschap kunnen hebben terwijl echte liefde niet inwisselbaar is: je houdt van die ‘unieke’ ander hetgeen niet benoemd kan worden en dus mysterieus is want woorden zijn altijd abstracties en benoemen nooit het individuele. Ofwel: als je een reden kunt geven waarom je van iemand houdt, dan houd je niet echt van die persoon. Vanwege deze platoonse of klassieke notie dat kennis betrekking heeft op het universele (Ideeën), bracht de Bijbel epistemologische verwarring bij filosofen teweeg doordat de Bijbel stelt dat God elk mens “in zijn hart” dus echt zou kennen. Merk op dat als wij iemand ‘kennen’, we eigenlijk alleen een som van abstracties (eigenschappen) kennen of het typische gedrag (dus de uitwendige manifestaties) van die persoon maar dat we die persoon zelf nooit kunnen kennen; je zou op Kantiaanse wijze kunnen zeggen dat de persoon als zodanig (los van z’n eigenschappen die kunnen veranderen in de tijd) een onkenbaar Ding-an-sich is. Dit verklaart ook waarom dating shows zo’n laag succesratio hebben: ook als je perfect bent gematcht (noodzakelijk op grond van die eigenschappen), vergroot dat nauwelijks de kans dat de ‘vonk’ overspringt die te maken heeft met de persoon achter de eigenschappen. En omgekeerd is de ultieme liefdesverklaring dat je de ander ‘gek’ noemt waarmee je uitdrukt dat de ander – de persoon waar je van houdt – onbegrijpelijk is waarmee juist de persoon achter de (begrijpelijke) eigenschappen wordt gezien of ervaren (bij mensen die je niet gek vindt dring je niet door tot achter hun begrijpelijke handelingen zodat je ook niet van hen houdt).  

Vervolgens geeft Murakami een verleidingstruc om je ware liefde te strikken zodra je haar (of hem) tegenkomt: je vertelt dat jullie geliefden waren maar uit elkaar zijn gegaan om de ware liefde te testen waarna griep de herinnering (bijna geheel) heeft gewist zodat jullie elkaar (bijna) niet hebben herkend. Op die manier plaats je een valse herinnering bij de ander die de liefde doet ontvlammen want hoe jammer zou het zijn als je doorloopt terwijl je de ware ander hebt hervonden! In feite is dit de versiertruc van in-yun maar zonder de reïncarnatie: jullie zijn voor elkaar bestemd en hebben elkaar al eerder ontmoet maar dan niet in een vorig leven maar in dit leven waarbij ziekte in plaats van de dood de herinnering heeft gewist.

Plato nam van de pythagoreëers ook een geloof in reïncarnatie over en baseerde er zijn anamnesetheorie in het kader van zijn Ideeënleer op: tijdens het leven is de ziel gekluisterd door het lichaam waardoor z’n zicht wordt vertroebeld door de zintuiglijke waarnemingen van het lichaam maar in de dood ziet de ziel op zuivere wijze de eeuwige vormen en filosofie is als ‘voorbereiding op de dood’ de herinnering aan die Ideeën die je aanschouwde voor je geboorte. Net als bij in-yun is er aldus een soort bevrijding van de fysieke verbondenheid hier en nu in de wereld waardoor we in een metafysische, eeuwige wereld komen waarin alles niet meer vergankelijk dus schijn is (de fysieke wereld is als het ware de kenbare maar oppervlakkige buitenkant c.q. existentie in de ruimte) maar ‘echt’ en dus eeuwig (in de monotheïstische religies heeft dit dualisme de vorm gekregen van dit vergankelijke leven vs. het eeuwige leven in het hiernamaals). De film Past Lives gaat over dat onderscheid: het Lot heeft de hoofdpersoon op klasiek-tragische wijze door middel van de omstandigheden van het hier en nu fysiek verwijderd van haar ware liefde, maar in-yun als de Voorzienigheid heeft hen eeuwig verbonden zodat zij elkaar in elk leven opnieuw zullen ontmoeten.  

Tot slot nog iets over wat Plato meer concreet over de liefde zegt: zoals bekend gaat zijn dialoog Symposium over de liefde – dat is geen toeval want een symposium is een drinkgelag en ook de liefde geeft een roes en lijkt het irrationele maar ook het eerlijke in de spreker los te maken – en is rijk aan inzichten vanuit verschillende sprekers dus perspectieven maar ik pik er twee ideeën uit die relevant lijken voor ons onderwerp. Het meest bekend is de mythe die Plato de komedieschrijver Aristophanes laat vertellen waarmee Plato mogelijk de spot drijft met Aristophanes (die eerder Socrates had bespot) en in de stijl van Aristophanes zelf met de mythe als zodanig: oorspronkelijk hadden mensen een dubbel lichaam (en dus ook twee geslachten) maar omdat ze zich daarmee zo voldaan voelden en de eredienst aan de goden verwaarloosden, werden ze door Zeus voor straf gesplitst waarna mensen aldoor op zoek zijn naar hun ‘wederhelft’ om zich weer heel te voelen. Ook hiermee wordt aldus een verklaring gegeven voor het ‘wonder’ dat een ander de ‘ware’ voor je is vanuit een eeuwige, metafysische liefde (verbinding) die z’n oorsprong heeft in een mythische oertijd. Alleen Socrates blijft (uiteraard) nuchter en vertelt het verhaal van Diotima: liefde is eigenlijk de liefde voor schoonheid waarbij schoonheid (aantrekkelijkheid) het middel is tot het doel van schepping – lichamelijk in de vorm van voortplanting of geestelijk in de vorm van wijsheid – waarmee de sterfelijke mens toch iets van onsterfelijkheid verkrijgt (door middel van liefde overstijgen we het individuele fysieke bestaan, zoals later ook in het christendom liefde een metafysisch beginsel is waarmee de causaliteit van bloedwraak wordt overwonnen door je vijand lief te hebben). Tot slot beschrijft Diotima de typisch platoonse opstijging (door middel van de eros): vanuit de liefde voor een particulier schoon lichaam kan men opstijgen naar de liefde voor alle lichamen en dan naar de liefde voor een schone geest en dan naar de liefde voor de geest überhaupt, dat is liefde voor kennis, en tot slot naar schoonheid als zodanig ofwel de Idee van het schone waarmee we de vergankelijke wereld van representaties hebben verruild voor de eeuwige, echte (volmaakte) wereld der Ideeën.

De Renaissance-filosoof Ficino noemde deze hogere vorm van liefde ‘platoonse liefde’ welk begrip het brede publiek kent als een non-fysieke dus zuiver geestelijke of niet geconsumeerde en daarmee enigszins als een impotente of onthouden liefde hetgeen de betekenis ervan ernstig tekort doet. De dialogen van Plato suggereren dat Plato de fysieke liefde beslist niet versmaadde en veeleer een onverzadigbare seksmaniak was maar juist daarom was de fysieke liefde hem te weinig: niet alleen wilde hij alle mooie jongens fysiek beminnen, zijn seksuele ‘manie’ (‘mania’ is Grieks voor waanzin; Nussbaum heeft mooi geschreven over de ‘mania’ bij Plato als ‘wat liefde weet’) zocht verzadiging in een vollere, echtere vorm van liefde door middel van de al geschetste erotische opstijging. Dat houdt verband met de kern van zijn filosofie: de fysieke werkelijkheid is slechts een ‘schaduw’ van een echtere werkelijkheid (men denke bv. aan de beroemde grotmetafoor waar de gevangenen slechts schaduwen zien). In plaats van het moderne dualisme van bestaan vs. niet bestaan (en kwaad vs. goed) hanteerden de oude Grieken een meer hiërarchische wereld van ‘meer’, dat is ten volle, zijn vs. een ‘minder’, dat is leger, zijn (en een goed vs. slecht): bij Plato ontspringt alles uit het Ene dat zo vol is dat het emaneert (‘overstroomt’; zoals de Zon zo vol licht en energie is dat het straalt) waarbij het zijn bij elk niveau eronder leger wordt (zoals het steeds donkerder wordt naarmate we verder van de Zon of andere lichtbron staan). Platoonse liefde is dan ook geen vorm van ascese in de zin van onthouding maar juist omgekeerd het genieten van de liefde in zijn hoogste, dat is meest volle en echte, vorm waardoor het verlangen pas geheel wordt bevredigd. Tegenover het wisselvallige en daarmee instabiele en onechte karakter van de fysieke wereld van de zintuigen (waarin we ook bij in-yun de ware liefde makkelijk kunnen mislopen), staat de metafysische werkelijkheid die zowel de wisselvallige schaduwenwereld van het fysieke als het individuele leven overstijgt en waarvan de volheid en realiteit de eeuwigheid impliceert.

Plaats een reactie

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag